Toelichting bij de tentoonstelling 'Daar bij die molen' in Huis van Oud

Inleiding
De molen als werktuig was bij de Romeinen al bekend.
Maar... als er geen molens waren uitgevonden die water konden 'uitslaan' dan was
West-Friesland misschien wel verdwenen, in ieder geval zou het gebied er anders uitzien dan nu.


Vanwege de ontginning en ontwatering daalde de bodem in West-Friesland na circa het jaar 1000 sterk. Het afstromen van het water naar de zee kon op den duur slechts bij eb plaatsvinden. Er werden daarom tijsluisjes in de dijk gemaakt. De deuren werden bij vloed door het opkomende water automatische gesloten.
Na nog enkele eeuwen 'doorzakken' werkten deze tijsluisjes niet meer.
In 1408 slaagden Floris van Alkemade en Jan Grietenzoon erin om een molen te construeren waarmee 'water kon worden uitgeworpen'.
Met behulp van een scheprad werd het overtollige polderwater naar een hoger niveau
geschept. De opvoerhoogte was echter beperkt. Men moest met 'tussenstapjes' gaan werken.
De eerste molen bracht het water een meter omhoog in een kolk, de tweede molen maalde het weer een meter hoger. Meerdere molens achter elkaar noem je een 'molengang'.
Later werd de vijzel uitgevonden (i.p.v. het scheprad) die kon het water hoger opvoeren.
Ingelijste posters van watermolens met scheprad en vijzel hangen/staan bij de tentoonstelling.

Er stonden in West-Friesland ook meelmolens en houtzaagmolens. In de Zaanstreek, hét industriegebied uit vroeger eeuwen, stonden ook oliemolens, verfmolens, pelmolens, mosterdmolens en windpapiermolens.
De molen De Vriendschap, die aan de Oosteinderweg stond, en de molen de Katuil aan de Grote Zomerdijk waren beide meelmolens.

De tentoonstelling
1. Het verhaal begint bij het staltje, waar de grote versierde watermolen staat met de
wieken in de vreugdestand. Thema: ik hou van Holland.
Vreugdestand: de wieken staan vóór de deur. Rouwstand: de wieken staan ná de deur.
Tulpen, klompen en molens -- dat zijn de karakteristieken waarmee Nederland vaak wordt aangeduid aan buitenlanders. In deze tentoonstelling staan we stil bij de molens.
In het vlakke, open Hollandse landschap was (en is) de wind een belangrijke energiebron. Honderden hebben er gestaan in onze provincie. Degenen die nu nog over zijn, worden gerestaureerd en beschermd. Vrijwillige molenaars zijn daarbij onontbeerlijk.
De stichting De Westfriese Molen beheert 14 molens, waaronder de molen Westerveer aan de Zomerdijk en de wipmolen in de Kerkepolder. Ook zijn molens ondergebracht in andere stichtingen, zoals de in bedrijf zijnde meelmolens De Hoop in Wervershoof en De Krijgsman in Blokker.
Een groot gedeelte van de overgebleven molens in ons gebied zijn watermolens.
De grote modelmolen is een achtkante molen, een buitenkruier met een kruirad buiten de molen. Bij een binnenkruier zit het rad boven en binnen in de kap van de molen.

2. Staltje daarnaast, thema: watermolens.
Op dit staltje zijn diverse modellen van watermolens te zien.
De achtkante houten bovenkruier is technisch een interessant werktuig.
Een wiekenkruis, op een as gezet, gaat ronddraaien als de wind ertegen blaast;
de as draait mee en laat op zijn beurt werktuigen meedraaien.
Bij een watermolen is dat een scheprad of een vijzel.
Verandert de wind van richting dat moet het wiekenkruis meegedraaid worden.
'Gekruid' in molenaarstaal.
Dat wiekenkruis met as plus de kap die het molenlijf afdekt, is enkele tonnen zwaar. Daarom is het te kruien gedeelte zo klein mogelijk. Niet de hele molen wordt op de wind gezet, zoals bij de paltrokmolen, of een grote kast, zoals bij de standaardmolen, maar alleen de kap.
Een watermolen draait een groot deel van zijn leven over het zuidwesten vanwege de heersende wind. Daarom zakt een molen soms wat scheef over die kant.
Molens zijn van betrekkelijk licht materiaal geconstrueerd: houten balken voor het
geraamte, riet voor de afdekking.
Om het wiekenkruis te laten stilstaan is een vang aangebracht: een rem.
Het is indrukwekkend om te zien hoe de molenaar een laatste groet wordt gebracht als de lijkstoet passeert. De kap wordt langzaam met de voorbijgaande wagens meegekruid en tenslotte stilgezet in de richting van het kerkhof.
Uit deze min of meer menselijke trekjes die men aan de molen toedicht, kan worden afgeleid hoe nauw de relatie tussen mens en werktuig in de loop der eeuwen is geworden. Molenaars stammen dan ook vaak uit families die dit vak van vader op zoon uitoefenen.


3. Staltje daarnaast, thema: meelmolens.
Naast watermolens zijn er industriemolens, molens die een bepaald product maken of een grondstof bewerken.
Van de industriemolens is de meelmolen het meest voorkomende bedrijfstype.
Hier worden diverse graansoorten vermalen tot meel. Dit gebeurt tussen twee horizontale molenstenen, waarin volgens een bepaald patroon maalkerven aangebracht zijn.
Daarna wordt het meel soms 'gebuild' tot bloem (witmeel) met een buil, een soort
grote, ronde, met gaas bespannen zeef, die ronddraaiend de lichte vliesjes scheidt van het zwaardere meel. Op dit staltje staat ook gereedschap van rietdekker en timmerman.

4. Staltje daarnaast, thema: overige types en dvd over molens in Nederland (60 minuten).
Model van een zaagmolen, molenstenen en raderen.

5. Vitrines
In de vitrinekasten in de keuken staat een deel van een verzameling Delftsblauw aardewerk met molenmotieven en ander met molens versierd materiaal.

6. Langs de kant: foto's.
Foto's van (verdwenen) molens uit de omgeving. Kaart van de Schermer en kaart met alle molens in Noord-Holland.
Lange poster naast de vitrinekast: doorsnede van een polder met o.a. een molengang.

7. Staltje bij binnenkomst direct links: andere maalvormen.
Ook in het klein wordt er meel gemalen of gezeefd, dit gebeurde bijvoorbeeld in de Tweede Wereldoorlog. Te zien zijn een maalkoppeltje, een buil en een handmolentje.
In de loop der tijd werden verschillende uitvindingen gedaan om het malen te vergemakkelijken:
     - ingelijste poster van een molen met een vijzel
     - model van een stoomgemaal
     - foto’s van Bosmanmolentje, elektrisch gemaal en de nieuwe computergestuurde gemalen.

8. In 't vierkantje draait een dvd van circa 16 minuten.
29 april 2011